Vanzelfsprekend mysterie (n.a.v. een gesprek van Bart Rutten met Peter Bogers)

(fragment)

Onlangs voltooide Peter Bogers het concept voor zijn nieuwste werk, de ‘multi-channel’ installatie ’Play – Rev. – Play’.. Zoals in zijn oudere werken; Nooo, You  don’t Understand (1991), Frozen Voice (1992) en Force (1996) vormen delen van het lichaam, losgetrokken en geïsoleerd, de bouwstenen van het werk. Door middel van drie vrij in de ruimte opgehangen projectieschermen confronteert Bogers het publiek met grote close ups van een gefragmenteerde lichaam, een hand op het scherm rechts voor, een voet  links, schuin opgesteld ten opzichte van het centrale scherm, waar als hart van de installatie een kaal geschoren hoofd verstild drijft. Bijna geruisloos zweven de drie lichaamsdelen in een peilloze, zwarte diepte, ondergedompeld in kraakhelder water.  De beelden zijn zorgvuldig opgebouwd, met veel aandacht voor de weerkaatsing van licht op het water. Het zijn vreedzame beelden van een benijdenswaardig gewichtloos bestaan.

Door de serene stilte en door de onwillekeurige identificatie met de vertoonde beelden vergeet de bezoeker adem te halen. Op het moment dat deze stilte ruw doorbroken wordt en de lichaamsdelen tegelijkertijd aanstalten maken om boven water te komen, grijpen meedogenloze armen in. Een hand pakt de enkel beet, een tweede de pols en de laatste hand omklemt de schedel.  Even lijkt er een panische worsteling te ontstaan - door het geluid stevig aangezet tot een felle strijd op leven en dood - maar even plotseling als de wens om boven te komen ontstond, herstelt het weerloze lichaam zich weer en koestert zich in zijn onderwater-bestaan. De rust is wedergekeerd, wij kunnen weer ademhalen. Deze poging om boven te komen is letterlijk stopgezet, de luchtbelletjes die uit de mond ontsnapten en nu juist hun weg terug naar binnen vinden, verraden dat het videomateriaal vertraagd wordt teruggespoeld tot het beginpunt, om vandaar middels een morf weer een nieuwe situatie in te zetten. De titel verwijst naar dit procédé, spelen en terugspoelen, de meest eenvoudige toepassing van de videotechniek.

Adem, ritme, tijd, water, leven en dood en met name de strakke analytische blik op het (eigen) lichaam zijn terugkerende elementen in het werk van Peter Bogers. Met Play-Rev.-Play lijkt hij weer terug op het pad dat hij sinds 1982, na het voltooien van de Sint Joost Akademie in Breda, is ingeslagen. Met behulp van video weet hij lichamelijke ervaringen zo te isoleren dat ze - geabstraheerd -voor het publiek bijna fysiek te ervaren zijn, zonder overigens duidelijk te maken wat er nu ervaren wordt. Bij de beschouwer wordt een intense aandacht voor lichaamsbewegingen gewekt, bewegingen die niet alleen in beeld, maar ook in functie geïsoleerd zijn. Je krijgt geen verklaring waarom de beweging plaats heeft. De lichamelijkheid is geënsceneerd, of zoals in bijvoorbeeld Human ’87 (1988) zo vereenvoudigd dat nauwelijks meer iets als ‘echt’ overkomt. In de behandeling van zijn eigen lichaam wordt een gelaagdheid gecreëerd waarin Bogers als kunstenaar tegelijkertijd aan- en afwezig is. De scherpe uitsneden voor zijn handen, voeten, hoofd en zintuigen maken de verbeelding van leven schematisch, afstandelijk, waardoor Bogers een (te) individuele ervaring weet te vermijden, een euvel van veel lichaam gerelateerde kunst.