Het analyseren van de artistieke intentie ten behoeve van vertoning en conservering van mediakunst-installaties

 

door: Nadine Bors

Verschenen in K&M (kunstenaars en materialen) 2000

 

 De recente acceptatie van mediakunst heeft de discipline doen uitgroeien tot een gewaardeerde kunstuiting binnen de beeldende kunst. De elektronische technieken die in de beeldende kunst gebruikt worden, behoren inmiddels tot het ‘gewone’ schilderspalet. In moderne kunstmusea is mediakunst onderdeel van de collectie, waar het van belang is de artistieke intentie in mediakunst-installaties te analyseren voor optimaal behoud en vertoning. Het achterhalen van artistieke intentie is gewenst om de betekenis vast te leggen en de kwaliteit en de waarde van het werk te waarborgen. Hedendaagse kunstwerken geven specifieke problemen voor beheer- en behoudsmedewerkers 1. Beslissingen voor vertoning of conserveringsbehandelingen zijn veelal een gevolg van motieven van de kunstenaar. Materiaal kan irrelevant zijn als basis voor conserveringsbeslissingen. Musea zijn zich terdege bewust van het gemis van juiste gegevens voor behoud en vertoning. Interdisciplinaire samenwerking is een pré, omdat de artistieke intentie en betekenis van het werk op verschillende niveaus informatie bevat die voor verschillende disciplines van belang zijn.

 

 De meeste onzekerheid rondom de artistieke intentie wordt toegeschreven aan het gebruik van het woord íntentie’ wanneer het wordt toegepast op kunstenaars en hun werk. Het is verbonden met subtiele verwijzingen naar de artistieke biografie. Het uiteenzetten van de betekenissen van deze term is nodig om een zuivere discussie over het idee en de aangrenzende onderwerpen op het gebied van conservering en vertoning van mediakunst-installaties te garanderen. Voor beheer- en behoudsmedewerkers richten de vragen zich op een praktische uitwerking van de artistieke intentie. De rol is om de artistieke intentie zonder ‘ruis’ te analyseren. De verantwoordelijkheid is tweevoudig; het zoeken naar het juist en volledig vastleggen van artistieke intentie en het proces dat de intentie duidelijk maakt. En voorzien van correcte verslaglegging van artistieke intentie en de rol van de voortgang. Maar zoveel kunstenaars, zoveel artistieke intenties er bestaan. Generaliseren is geen optie, ieder werk moet geanalyseerd worden in samenwerking met de kunstenaar. Om de discussie aan te wakkeren volgt een uiteenzetting van de artistieke intentie ten behoeve van vertoning en conservering van mediakunst-installaties naar aanleiding van de mediakunst-installatie Heaven 2 van Peter Bogers.

 

Het onderzoek naar de artistieke intentie begint met uiteenzetting van de achterliggende gedachte, ofwel de intellectuele basis of de denk- en werkwijze van de kunstenaar. Dit bestaat uit een overzicht van het oeuvre, dat een kunsthistorisch beeld schept en daarnaast een analyse van het werk die de motivatie blootlegt van het specifieke kunstwerk. De verschijningsvorm van een kunstwerk kan ontwikkelt zijn vanuit een idee of bijvoorbeeld materiaal. Een kunstenaar kan tijdens het concept al een exact beeld hebben over de uiterlijke vorm, of een kunstenaar kan gefascineerd zijn door processen met (elektronisch) materiaal en vorm. Peter Bogers’ artistieke intentie is gebaseerd op experiment en processen met audiovisueel materiaal en verschijningsvorm. Het medium video geeft hem de mogelijkheid om in beslotenheid processen vast te leggen en pas later te beslissen of, en hoe deze processen naar buiten worden gebracht. De ontwikkeling van zijn werk is als ‘een experiment, dat leidt tot ontdekkingen die vervolgens bewust en nauwkeurig worden toegepast in een tot in detail afgewogen eindresultaat 3’. Dit betekent niet dat Heaven een vaste verschijningsvorm kent, de grote installaties van Bogers kenmerken zich juist door een verscheidenheid in verschijningsvorm. Bogers’ intentie is hetgeen wat hij “beoogt op te roepen of neer te zetten. Het begint met een interesse voor iets dat dichtbij is en leidt tot verzamelen. Heel geleidelijk onderzoek ik wat ik ermee kan; dingen samenstellen, (afdraaien) nog eens bekijken, et cetera. De vorm is niet van tevoren bedacht. Het gaat om de manier waarop ik eraan gewerkt heb en de gedachte die ik daarbij gehad heb en om die twee aspecten samen optimaal te laten zien”4. De idee en het materiaal bepalen de verschijningsvorm van het werk.

 

 Uiteindelijk wordt het werk getoond in de context van de tentoonstellingsruimte. De fysieke condities voor het vertonen van mediakunst-installaties zijn extreem divers, overeenkomstig is dat zij moeilijk te optimaliseren zijn. Ook de aard van mediakunst-installaties zorgt ervoor dat het vaak lastig is meerdere kunstwerken binnen één tentoonstelling te combineren. Voorwaarden voor vertoning zijn veeleisend en opstelling vraagt veelal ad hoc oplossingen. De vertoningwijze is voor Bogers afhankelijk van de locatie of de eventuele opdracht. Heaven 5 (1995) werd ontwikkeld voor het Festival aan de Werf, waar drie wit geschilderde ruimten in een leegstaande eengezinswoning werden gebruikt om zestien zwart-wit monitoren en één kleurenmonitor van verschillende formaat te tonen. Het formaat van de monitoren en het bijbehorende audiovisuele beeld is een vast gegeven. Elke monitor toont een fragment van één seconde (voor- en achteruit) in een continue herhaling. Elk beeld was in de ‘bijbehorende ruimte geplaatst; de monitor met de spinnende poes nabij de schouw, de vegende voet bij de entree, de baby aan de borst in de slaapkamer, et cetera. De audiovisuele samples in deze opstelling liepen synchroon, hoewel elke monitor zijn eigen geluid bracht. De geluiden mengden zich tot een ritmisch geheel, waar het ingrijpend veranderde als je door de kamers liep. In 1996 paste Bogers Heaven aan om te worden getoond in de tentoonstelling The Second, time based arts from the Netherlands 6. De vraag om deel te nemen aan The Second was zeer welkom, omdat Bogers in deze periode zelf aan een meer museale opstelling dacht. In samenwerking met het Nederlands Instituut voor Mediakunst, MonteVideo/Time Based Arts die ook de The Second initieerde, werd Heaven omgevormd tot een museale presentatie. Bogers stelde een geluidsmix samen voor presentatie binnen één ruimte, waarvoor een speciale applicatie voor de computer werd ontwikkeld die door middel van chips beeld en geluid tegelijk kan weergeven. De verschijningsvorm werd door Bogers door proefopstelling, op basis van de plattegrond van het Stedelijk Museum Amsterdam, opnieuw uitgewerkt. Het formaat van de monitoren en de relaties bleven gelijk, enkel het geluid en de architectonische setting werd aangepast. De relaties tussen de monitoren zijn zeer belangrijk in de opstelling van Heaven. Enkele monitoren horen bij elkaar en moeten ook zo getoond worden (zie plattegrond Stedelijk Museum). De artistieke intentie in Heaven is gelijk gebleven, alleen de vertoningwijze werd aangepast aan de context van de locatie. Hoewel het werk voor de toeschouwer sterk veranderd is. De romantiek van de eengezinswoning is niet meer aanwezig tot verdriet van enkele toeschouwers die Heaven in beide opstellingen gezien hebben. In de museale presentatie moet de toeschouwer zijn fantasie gebruiken om de huiselijkheid te vinden binnen het strakke één-seconde-ritme van beeld en geluid. Heaven moet binnen de verschillende musea worden opgesteld op basis van de door Bogers aangeleverde plattegrond. De ruimte waarin Heaven geplaatst kan worden is vierkant, rechthoekig of eventueel cirkelvormig. De maximale tentoonstellingruimte is 10 bij 10 meter. Een ruimte die groter is moet worden aangepast door tussenwanden. Bogers is ondanks openheid ten aanzien van de verschijningsvorm zeer secuur in de wijze waarop zijn werk vertoond moet worden. “Alles wat ik belangrijk vind, leg ik vast op papier; hoe het ongeveer geplaatst moet worden, de combinaties, de wijze van plaatsing, welke monitoren op de grond moeten staan, welke aan de muur hangt. De basis leg ik, degene die het plaatst moet de rest doen.” Aan de hand van dit draaiboek met gegevens over de positionering in de ruimte, coördinatoren van de monitoren en de stand van de monitoren wordt Heaven op locatie opgebouwd. Verder bevat het draaiboek gegevens over de opbouw, technische informatie over de bekabeling, gebruiksaanwijzingen voor audio en computer, productschema’s van de versterker, computer en audio en een opsomming van het totale materiaal waaronder reserve-onderdelen en materialen.

 

 Interessant was het voorstel van het  Modern Art Museum in San Francisco dat een huisje wilde bouwen in het museum zelf (waar The Second overigens niet vertoond is). Maar dat ging Peter Bogers te ver. “Huur dan een huisje in de buurt van het museum en stel het werk op zoals ik het de eerste keer gepresenteerd heb. Maar om een huis in het museum te bouwen lijkt me overbodig, dan zie ik het liever in de museale presentatie.”  Voor registratie en documentatie van het werk zijn deze verbanden, plaatsingen eminent, maar ook is een omschrijving van materiaal, vorm, functie, doel en hoedanigheid van belang. Daarnaast spelen twee aspecten een rol in de analyse van de presentatie-technische context, of het artistieke effect afhankelijk is van specifieke onderdelen met een herkenbare leeftijd, vorm en kwaliteit en als dit artistieke effect enkel de functie en het doel beoogd, zijn de onderdelen dan vervangbaar. Het vertonen van werk in sterk uiteenlopende omstandigheden is, volgens Bogers, een uitdaging. De beperkingen dwingen tot heroverweging en zorgen ervoor dat het werk er beter van wordt. En zelfs de museale verschijningsvorm kan veranderen vindt Bogers. “Ik heb het nu gemaakt met de techniek die voor handen was, maar ik zie het werk niet als het definitieve model, waarin de lengte der dagen aan vast moet worden gehouden. Het kan zijn dat in de toekomst een andere techniek beschikbaar is om het werk mee te tonen. Ik kan me ook voorstellen dat het bestaat uit zeventien kleine projecties op doorzichtschermen die in de ruimte hangen”.

 

 De kunstenaar kan de presentatie of representatie beïnvloeden als hij zijn werk ziet als een proces, maar ook wanneer het werk plaatsafhankelijk is, of een derde die het plaatst, de tijd die het doet vergaan, et cetera. Een mediakunst-installatie laat kunstenaars ook toe de verschillende elementen van een representatie te ensceneren. De term initieert een vorm van creatie door zich te concentreren als op één object en om te verwijzen naar relaties tussen veelsoortige elementen. Wanneer een mediakunst-installatie door een museum wordt aangekocht hoeft het procesmatige van het werk niet op te houden te bestaan. Dit kan eventueel in samenwerking met de kunstenaar worden voortgezet. De discussie over de betekenissen van artistieke intentie krijgt aandacht door de dwingende vraag vanuit de museale wereld. En door een interdisciplinaire analyse van de relatie tussen de architectonische setting, artistieke intentie en het behoud van de verschijningsvorm wordt vertoning en behoud van deze onconventionele kunstwerken vergemakkelijkt.

 
Plattegrond Heaven in Stedelijk Museum Amsterdam. De monitoren met de hals moeten op ooghoogte naast elkaar geplaatst worden, de klok moet daar vlak bij aanwezig zijn. Het kopje met het roerende lepeltje en de aardbeving ‘Kobe’ horen samen, de handen met maden en de slaap bij het oog, de bas en de hand strijkend over de huid. Verder behoort de monitor met de deur bij de deur geplaatst, de vegende voet bij een entree. Deze opstelling wordt als basis gebruikt om Heaven op te stellen tijdens de reis die het maakt met The Second. © P.Bogers

 

 NOTEN

1 Alle medewerkers binnen musea die zich bezig houden met fysieke, materiële en wetenschappelijke zorg van kunstwerken: depot-, behouds-, en conserveringsmedewerkers, restauratoren en conservatoren.

2 In de mediakunst-installatie ‘Heaven’ wordt één seconde als tijdseenheid gebruikt om stilstand weer te geven. Op 16 zwart-wit monitoren en 1 kleurenmonitor zijn verschillende, quasi toevallige flarden van beweging te zien van deze ene seconde. Gezamenlijk vormen ze een beeld van huiselijk leven met als tegenbeeld van de stilstand in tijd het beeld van de aardbeving in een studio in Kobe (Japan). De titel ‘Heaven’ komt voort uit het idee van de hemelse eindeloze herhaling van gebeurtenissen, die niet aan de aardse ‘inflatie’ onderhevig zijn, maar iedere keer weer als nieuw ervaren kunnen worden.

3 Lezing van Peter Bogers tijdens “That Media Thing” gehouden op 25 mei 1999 in het Nederlands Instituut voor Mediakunst, MonteVideo/Time Based Arts

4 Interview 2-3-1999

5 ‘Heaven’(1995) bestond uit 17 VHS videobanden met geluid. Elke monitor gaf zijn eigen beeld en geluid weer.

6The Second, geïnitieerd door het Instituut voor Mediakunst, MonteVideo/Time Based arts en geproduceerd door René Coelho, is een reizende tentoonstelling bestaande uit 11 mediakunst-installaties van Nederlandse kunstenaars. Tot nog toe werd The Second in Museo del Chopo te Mexico, Fine Arts Museum te Taipeh (Taiwan) en InterCommunication Centre te Tokio opgesteld en is tot 14 november 1999 in het Ludwig Museum in Boedapest te bekijken.

 

  << Back